welcome...
welcome... ...stranger
archief
WANDELING / WALK
MARIA BARNAS

Het grenzeloze plein

A mind can't prove or step outside itself. It's like a line that goes on being drawn to make a circle: it can't see its shape. –Murmur (2018), Will Eaves

Een eenzaam mens die elk mens is
slentert over een verlaten plein dat grenst
aan alle andere pleinen van de stad.

Ze vormen samen een weids gebied
waarin uitzicht vanuit vensters
verzinkt met bomen rondom.

*

Omdat vogels niet gevoerd mogen worden
werpt iemand maar een heel volkoren
op het plein dat hol voor mijn voeten ligt

een verlaten gebouw dat volloopt
met alle lege gebouwen waar ik aan denk
en waar ik niet aan moet denken. Wie

kan ik aanspreken om een uitzicht met mij
te delen? Mensen maken ruzie
in verschillende talen bij Jeu de boules.

Russische scheldwoorden ketsen af
op Arabische verwensingen
en rollen in een geul. Mensen kijken

maar ik ken de regels niet. Wend me af
om het plein verder open te vouwen.
Er zijn fragmenten en kringen van wat

eens heel was te vinden op het Krugerplein.
Hechte kringen vallen als de doorsnede
van een boom in metalen ringen en letters

uiteen: WELC om een bankje een fietsenrek
OME een paal en zakt steeds verder STRAN
in de stad GER. Wat hier uitdijt is een idee

een concentratie van wat en wie elkaar raken
zoals het kruisen van blikken met een vreemde
die mij meeneemt naar de randen van de stad.

Twee meisjes spelen dat ze vechten
op het midden van het plein. Ze springen
en schampen. Ze stompen een stomp na

schoppen een schop na. Dansen met elkaar
en komen niet meer bij van het lachen
als ze zien dat ik meedein in de ring.

*

Ik hoor een lied uit de mond
van een mens die zich een elvenkoning
waant. Hij roert met zijn staf in een pot

zo dat het duister binnenstebuiten draait
en een knoop in mijn maag legt. Hij zingt
zo dat ik zijn stem niet kan vergeten hij zingt

zo dat ik zijn stem hoor wanneer ik de stok
die in het onbenoemde prikt uit een raam
zie steken. Het lied verbindt het uiteinde

in de lucht met de oorsprong van het sprookje
en waar de bodem van de zwarte pot
zich bevindt vermeldt de geschiedenis niet.

Waar ik de façade nader en waar
de stokken elkaar binnen en buiten raken
jubelt het onbekende op de Zomerdijkstraat.

Een meisje met pompons op haar muts
als de oren van Mickey Mouse en tijgerlaarzen
probeert duiven op het aangrenzende plein

vast te grijpen. Ze begint te aarzelen
tussen vangen en verjagen nu ze merkt
dat beide leiden tot fladderende paniek.

*

Waar het plein aan de Schaepmanstraat grenst
hangen twee schommels naast een hond.
Of zou het een schaap zijn? Een moeder

met een kinderwagen en een meisje ernaast
dat moeite heeft haar bij te houden op haar step
jaagt in het voorbijgaan met een geoefend gebaar

vogels van het dak van een auto. Waarom
jaag je de vogels weg? vraagt het meisje.
Omdat vogels veel poepen en vogelpoep

van auto's een zeef maakt zegt de moeder
terwijl ze denkbeeldige vogels rond haar hoofd
verjaagt. Wat is een zeef? hoor ik nog net

voordat ze de hoek omslaan. De vogels trekken
mijn blik mee naar boven waar rode rasters
voor een raam zijn geplaatst. Ze laten lucht

door ze laten blikken door als een zeef
zou ik tegen het meisje willen zeggen.
Ze bepalen dat binnen binnen is en buiten

buiten. De verfijnde regelmaat van het hekwerk
sluit niets uit maar toont dat begrippen
als voor en achter hoog bekend en onbekend

of vreemd afstanden zijn. Reikwijdtes
en bepalingen die we ons zelf
opleggen. De lijnen resoneren wel

en niet met de voeglijnen van de bakstenen
verhogen het besef van omringende patronen:
de stenen de ramen de huizen de blokken

de straten de steden en structuren
waartussen ik me vrij meen te bewegen.
Ik zet stramme stappen. Ik probeer

een volmaakte cirkel te lopen in deze stad
denk ik vast niet willekeurig. Zien
waar ik uitkom. Zien waar ik niet uitkom.

*

In gedachten trek ik naar de randen
van het plein dat zijn hoeken begint
te verliezen. Aan de Tweede Leeghwaterstraat

ben ik omsloten door hoge gebouwen
en sta ik in het gras als in een ondiep meer.
Gele details springen in het oog:

een zandbak in de vorm van een schelp.
Een hoodie die net over de rand van een jas
uit komt van een jongen die langsfietst.

Een luik op een helling naast het spoor
en de deuren van een trein die ter hoogte
van de tweede verdieping langsraast zingen

samen een fel lied. Het kondigt drie gele
dobbelstenen aan die aan een gevel
hangen. Op elke zijde een ander woord:

BODY CLOSE BUBBEL LONELY WARM
HAND HELP RELAX NATURE vormen
regels die zich niet zomaar laten schrijven.

Mijn lezing is een van veel combinaties
die het vallen van de stenen maakt.
Waarom staat BUBBEL tussen CLOSE

en LONELY? Zijn WARM en HAND
Engelse of Nederlandse woorden?
Ik wil geen patroon of regelmaat zoeken

in de dobbelstenen. Maar in hun beweeglijke
aard die vaststaat lees ik een eenzaam mens
die elk mens is en de handreiking tussen beiden.

Maria Barnas over het gedicht – Bij het schrijven van Het Grenzeloze Plein viel me op dat er veel losse stukken plein zijn die in mijn hoofd één groot plein begonnen te vormen. Het Grenzeloze Plein en het latere gedicht De Omsloten Tuin vomen een tweeluik.

...stranger